Amsterdammers met een Turkse, Marokkaanse of Surinaamse afkomst hebben vrijwel net zo vaak covid-19 antistoffen in het bloed als Amsterdammers van Nederlandse komaf. Alleen bij de -kleinere- groep Ghanezen ligt dit percentage hoger. Dat zegt Karien Stronks, hoogleraar public health van Amsterdam UMC. Zij leidt samen met hoogleraren Maria Prins en Charles Agyemang het onderzoek naar covid-19 en etniciteit van Amsterdam UMC, de GGD Amsterdam en expertisecentrum Pharos.
In een steekproef onder ongeveer 2500 deelnemers van het bestaande HELIUS cohort is er gemeten of er antistoffen tegen het coronavirus in het bloed aanwezig waren. Aan het HELIUS cohort doen zo’n 25.000 Amsterdammers mee van Surinaamse (met name Hindoestaans en Creools), Turkse, Marokkaanse, Ghanese en Nederlandse afkomst. Bij mensen met een Turkse, Marokkaanse of Surinaamse afkomst had vijf tot zeven procent antistoffen in het bloed. Dit is vergelijkbaar met mensen van Nederlandse afkomst. Bij de Ghanese bevolkingsgroep had zo’n vijfentwintig procent antistoffen tegen corona.
Zie voor het volledige persbericht de AMC website:
amc.nl/web/nieuws-en-verhalen/actueel/actueel/percentage-corona-antistoffen-gelijk-bij-grootste-bevolkingsgroepen-in-amsterdam.htm
Berichten in de media
- NOS artikel 20 november 2020
- NPO radiofragment 20 november 2020
- Eerder interview in Trouw over het verband tussen afkomst en het coronavirus: ‘Discrimineert het coronavirus?’